Bastiaan de Recht legt uit (4): Overgangen rijden

In deze instructieve twaalfdelige serie over dressuurrijden geeft dressuurtrainer Bastiaan de Recht praktische tips om jou verder te helpen. Bij Bastiaan staan biomechanica en fysiek en mentaal welzijn van het paard voorop. Na de vorige keer de teugel- en beenhulpen te hebben behandeld dan nu de combinatie van beide in de vorm van overgangen rijden.

Overgangen en tempowisselingen

Je hebt overgangen, zoals het woord al zegt waarbij je overgaat van de ene in de andere gang, dus bijvoorbeeld van stap naar draf. En je hebt tempowisselingen, waarbij je van tempo wisselt binnen een bepaalde gang, bijvoorbeeld van arbeidsdraf naar middendraf.  

Overgangen rijden
Tempowisselingen rijden  bestaan uit het wegrijden en het terugrijden (foto)

Waarom?

‘Beide hebben uiteindelijk als doel het paard te activeren, ook voor het been van de ruiter; te laten verzamelen oftewel meer gewicht over te laten nemen door de achterhand of het paard beter over de rug te laten lopen. Maar in eerste instantie zijn overgangen en tempowisselingen voor de meeste ruiters ter controle van het paard. Dus of het paard gehoorzaam is aan de hulpen en of de ruiter kan bepalen in welke gang of tempo het paard loopt.

Voorbereiden

‘Je hoort het vaak genoeg ‘bereid die overgang nu eens voor’. Maar in hoeverre moet je een overgang voorbereiden? Doe je dit oeverloos dan zal het paard leren om niet snel te reageren. Bereid je helemaal niet voor, dan overval je het paard. Geef je de hulpen voor je overgang één keer met een kleine hulp aan en laat het paard het dan zelf doen. Bij geen reactie geef dan een corrigerende krachtigere hulp eventueel ondersteund met spoor, zweep of stem.

Problemen en oplossingen

Bij overgangen maar ook bij tempowisselingen kan er veel goed gaan, maar zie je ook vaak uitdagingen die vragen om de juiste aanpak van de ruiter. Onderstaand de meest voorkomende problemen met de bijbehorende oplossingen.

  1. Langer worden ‘Meestal wil het paard in een overgang langer worden, zodat het de achterhand niet te veel onder zijn lichaam hoeft te plaatsen en juist op de voorhand kan blijven lopen. Om te voorkomen dat het paard langer in de hals wordt, kun je weer werken met kleine ophoudingen (zie deel 2) en hou je zo het frame kort. Wil een paard tijdens de overgang naar de galop langer worden of gooit het juist zijn hoofd omhoog, stel het dan van te voren iets ronder in en laat het paard tijdens de overgang iets wijken voor je binnenbeen.’
  2. Impulsverlies ‘Valt je paard heel erg terug bij een overgang vanuit draf naar stap of vanuit galop naar draf, controleer dan of de overgang gereden en niet getrokken is. Dat wil zeggen een overgang waarbij de ruiter alleen maar aan de teugels trekt, zorgt ervoor dat de impuls (voorwaartse drang) in de nieuwe gang ook weg is. Rijd het paard terug naar de nieuwe overgang door kleine ophoudingen en laat het paard zelf de overgang maken. Vanuit de galop naar de draf, kun je ook een beetje contrastelling vragen, zodat je het paard uit balans haalt en eerder naar de draf valt. Vergeet ook niet in de nieuwe gang te rijden. Als de nadruk te veel licht op stoppen van de oude gang en niet op het beginnen van de nieuwe gang, zal het paard ook te veel terug komen.’
  3. Huppeltje ‘Maakt je paard een huppeltje in de overgang van stap naar draf, druk het dan eens in de overgang opzij voor je binnenbeen. Door te wijken tijdens de overgang, activeer je de achterbenen van het paard meer en kun je een huppeltje voorkomen. Sowieso is het goed om in zijgangen ook overgangen en tempowisselingen te rijden voor de gehoorzaamheid en verzameling.’
  4. Verkeerde galop ‘Springt je paard steeds aan in de ‘verkeerde’ galop, ofwel de contragalop, probeer dan eens met contrastelling aan te springen. Op deze manier geef je de binnenschouder meer ruimte om verder naar voren te kunnen komen en dus in de goede galop aan te springen. Springt je paard toch telkens aan in de contragalop. Galoppeer dan door, verander van hand, neem het terug naar de draf, verander weer van hand en probeer het opnieuw. Dit lukt niet in één keer, maar blijf het herhalen totdat het paard wel een keer goed aanspringt. Zo laat je het paard zelf ondervinden welke galop gemakkelijker is om goed in balans te blijven.’
  5. Lateraal ‘Een laterale stap, waarbij de viertakt verloren gaat, zie je nog al eens bij een overgang terug van uit draf of galop. Geef het paard juist wat halslengte in de stap en laat het rustig stappen, door zelf even te ontspannen.’

Volgende aflevering

Heb je het rijden van overgangen en tempowisselingen aardig onder de knie, dan kun je verder werken aan het horizontale evenwicht. Hierbij neemt het paard meer van zijn gewicht over op de achterhand. Ben je benieuwd hoe je dit horizontale evenwicht verder kunt ontwikkelen? Houd dan de Hoefslag facebookpagina en de website goed in de gaten!

Bastiaan de Recht
Bastiaan de Recht aan het werk met één van zijn paarden.

Carlijn de Boer voor dehoefslag.nl, overname zonder toestemming én bronvermelding niet toegestaan.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

© 2024 Media Primair - Powered by Hoefslag    

 Contact | Disclaimer